Oefening 15.6 (13-18) 

Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.



15




Σω.



Μελ.

Σω.



Μελ.


ἀλλ᾿ ἄρα, ὦ Μέλητε, μὴ οἱ ἐν τῇ ἐκκλησίᾳ πολῖται διαφθείρουσι τοὺς νέους;
Maar, Meletos, richten dan soms de burgers in de volksvergadering de jongeren te gronde?


καὶ ἐκεῖνοι βελτίονας ποιοῦσιν ἅπαντες
;

Of maken zíj hen ook allemaal beter?
καὶ ἐκεῖνοι.

Zij ook.
πάντες ἄρα, ὡς δοκεῖ, Ἀθηναῖοι καλοὺς καὶ ἀγαθοὺς ποιοῦσι πλὴν ἐμοῦ, ἐγὼ δὲ

μόνος διαφθείρω
.
Dan maken blijkbaar alle Atheners, naar het schijnt, hen mooi en goed, behalve ik en richt ik hen als enige te gronde.
οὕτω λέγεις;

Bedoel je het zo?
πάνυ σφόδρα ταῦτα λέγω.


Zeer zeker bedoel ik dat.
  
  
  
  

  

2 βελτίων, βελτίονος: beter.
3 διαφθείρω: te gronde richten.




13 ἄρα ... μή: dan ... zeker.
14 ἐκκλησία, ἡ + gen.: volksvergadering.
15 ἄρα: blijkbaar.
16 καλοὺς ... ἀγξαθοὺς: congrueren met
    het geïmpliceerde object (ἀυτούς).