O
efening
21.1
Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.
0
1.
βούλεσθαι
Willen.
0
6.
ἀγωνίζεται
Hij houdt een wedstrijd.
11.
μὴ φοβεῖσθε
Vrees
(meerv.)
niet!
0
2.
χειροῦνται
Zij overweldigen.
0
7.
γίγνου
Word!
12.
ἅπτεσθαι
Aanraken.
0
3.
ἀφικνοῦντο
Zij kwamen aan.
0
8.
ἤρχου
Jij kwam.
13.
δυναμένῳ (2x)
dat. sing. M./N.
δύναμαι.
kunnen, in staat zijn.
0
4.
κτῶνται
Zij verwerven.
0
9.
ἅπτεσθε (2x)
Jullie raken aan;
Raak
(meerv.)
aan.
14.
ἡγοῦντο
Zij beschouwden als.
0
5.
πυνθάνει
Jij vraagt naar.
10.
κτῶ
Verwerf!
15.
δύνασαι
Jij kunt.