Wij zullen geëerd worden.
|
Jij zult willen.
|
nom./acc. sing. N. πέμπω. zenden, sturen.
|
gen. sing. F. μιμνῄσκομαι. zich te binnen brengen, zich herinneren.
|
Hij zal te gronde richten Jij zult te gronde gaan.
|
Zullen verschijnen/schijnen/blijken.
|
Het zal duidelijk gemaakt worden.
|
Zij zullen gevoed worden.
|
nom./acc. plur. N. λέγω. zeggen, spreken.
|
Jij zult gezien worden.
|
Zij zullen gehoord worden.
|
Hij zal genomen worden.
|
Ingezien zullen worden.
|
Ik zal genomen worden.
|
Zij zullen afgemaakt/gedood worden.
|
Jullie zullen voorzien worden van.
|
Jij zult je herinneren.
|
Zij zullen zich verzamelen.
|
Jij zult je verheugen.
|
nom. plur. M. διαφθείρω. te gronde richten, berderven; med.: omkomen, te gronde gaan.
|
| |
| |
| |
| |