Oefening 35.3 

Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.


Jij bent verschenen
φαίνει/φαίνῃ
Hij is getoond
φαίνεται
Gebeurd zijn
γίγνεσθαι
Verloren (nom. F.)
ἀπολλυμένη
Ik ben verloren
ἀπόλλυμαι
Wij zijn dood
ἀποθνῄσκομεν
Hij heeft te gronde gericht
ἀπόλλυσι(ν)
In razernij verkerend (gen. M./N.)
μαινομένου
Vertrouwend
πείθομενος
Het was gebeurd
ἐγίγνετο
Jij was beschouwd als
ἐνομίζου
Staan
ἵστασθαι
Jullie waren in de steek gelaten
ἐλείπεσθε
Ik ben opgesteld
τάττομαι
Opgesteld zijn
τάττεσθαι
Jij was bewaakt
ἐφυλάττου
Ik ging als een razende tekeer
ἐμαινόμην
Gekomen
ἐρχόμενον (acc. sing. M.); ἐρχόμενα (nom./acc. plur. N.)
Verschenen (dat. M./N.)
φαινομένῳ
Jij bent getoond
δείκνυσαι