OVERZICHTSGRAMMATICA GRIEKS


§
01

Inleiding

01
02
Het Griekse alfabet
02
03
Klinkers en tweeklanken
03
04
Spiritus
03
05
Accenten
04
06
Leestekens
05
07
Kernzin
05
08
Het lidwoord
06
09
Eerste of α-declinatie
06
09.2
Substantiva met het lidwoord ὁ (M.)
07
10
Tweede of o-declinatie
07
10.1
o-stammen op ος- (M.) en op -ον (N.)
07
10.2
Bijzonderheden van de o-declinatie
07
10.2.1
Vrouwelijke woorden van de o-declinatie
07
 
op -ος
 
10.2.2
Woorden van de o-declinatie met contractie
08
11
Derde of gemengde declinatie
08
11.1
Stammen op een medeklinker (behalve -σ-)
08
11.2
Stammen op een klinker
11.2.1
Het type πόλις (stam πολι-/πολε-)
010
11.2.2
Het type βασιλεύς (stam βασιλ-ευ/βασιλε-)
010
11.2.3
Het type ἡ ἰσχύς (stam ἰσχυ-)
011
11.2.4
De naam Ζεύς
011
11.2.5
De verbuiging van ἡ ναῦς en ὁ/ἡ βοῦς
011
11.3
Stammen op -οσ- en -εσ-
012
11.3.1
Het type τὸ ἔτος
012
11.3.2
Het type Σωκράτης
012
12
Adiectiva van de -o en α-declinatie
013
12.1
Adiectiva op -ος, -η/-α, -ον
013
12.2
Adiectiva op -ους, -η/-α, -ουν
013
12.3
Adiectiva op -ος en -ον
014
13
Adiectiva van zowel de -η/α-declinatie als
014
 
van de gemengde declinatie: μέγας en πολύς
 
14
Adiectiva van drie uitgangen van de gemengde
015
 
declinatie
 
14.1
Het type μέλας (stam op -ν- in M. en N.)
015
14.2
Het type πᾶς en het type ἑκών (stam op -ντ- in M. en N.)
015
14.3
Het type ἡδύς (stam op -υ-/-ε- in M. en N.)
016
15
Adiectiva van twee uitgangen van de gemengde
017
 
declinatie
 
15.1
Het type σώφρων (stam op --ν)
017
15.2
Het type ἀληθής (stam op εσ-)
017
16
Trappen van vergelijking
018
16.1
Comparativus op -τερος, superlativus
018
 
op -τατος
 
16.2
Comparativus op -(ί)ων, superlativus op -ιστος
018
16.3
Betekenissen van comparativus en superlativus
019
16.4
De genitivus comparationis
020
17
Adverbia
020
18
Telwoorden
021
19
Het pronomen personale
022
20
Het pronomen possessivum
022
21
Het pronomen αὐτός
023
21.1
In plaats van het persoonlijk voornaamwoord
023
 
van de derde persoon
 
21.2
In de betekenis zelf
024
21.3
De combinatie van het lidwoord en αὐτός:
024
 
dezelfde/hetzelfde
 
22
Het pronomen reflexivum
025
23
Het pronomen demonstrativum
026
24
Het pronomen interrogativum
028
25
Het pronomen indefinitum
028
26
Het pronomen relativum
029,
26.1
Het pronomen relativum definitum
029
26.2
Het pronomen relativum indefinitum
030
27
Adiectiva correlativa
031
28
Adverbia correlativa
032
29
Het verbum
033
30
Het augment
034
31
De reduplicatie
035
32
De praesensstam
036
33
Het thematische praesens
038
33.1
Paradigma: λύω, losmaken
038
33.2
Praesentia contracta:
039
 
paradigmata ποιέω, τιμάω en δηλόω
 
34
Athematische verba
042
 
Paradigmata van:
 
 
δείκνυμι: aanwijzen(aan)tonen
043
 
ἵστημι, doen staan, oprichten,
044
 
                   tot staan brengen
 
 
τίθημι, leggen, plaatsen
045
 
ἵημι, 1. laten gaan; 2. zenden
046
 
δίδωμι, geven
047
 
εἰμί, zijn
048
 
εἶμι, 1. gaan, komen;
048
 
00002. zullen gaan, zullen komen
 
35
De aoristusstam
049
35.1.1
Sigmatische aoristus:
049
 
de paradigmata ἔλυσα, ἐλυσάμην
 
35.1.2
De θη-aoristus: het paradigma ἐλύθην
049
35.2.1
De pseudo-sigmatische aoristus:
050
 
de paradigmata ἔφηνα, ἐφηνάμην
 
35.2.2
De η-aoristus: het paradigma ἐφάνην
050
 
ik verscheen, ik scheen, ik bleek
 
35.1.1
De sigmatische aoristus
052
35.1.2
De θη-aoristus
053
35.2.1
De pseudo-sigmatische aoristus:
054
 
de paradigmata ἔφηνα, ἐφάνην
 
35.2.2
De η-aoristus: het paradigma
054
 
ἐφάνην ik verscheen, ik scheen, ik bleek
 
35.3
De betekenis van de θη- en de η-aoristus
055
36
De aoristusstam: de thematische aoristus
058
36.1
Het paradigma ἔλαβον ik nam, ik kreeg
058
36.2
De thematische aoristus ἤνεγκον
060
37
De aoristusstam: de stamaoristus
061
37.1
De regelmatiga stamaoristus:
061
 
de paradigmata: ἔστην, ἔδυν, ἔγνων
 
37.2
De κ-aoristus van τίθημι, ἵημι en δίδωμι:
063
 
de paradigmata ἔθηκα, ἧκα, ἔδωκα
 
38.1
De futurumstam:
066
 
de stammen op -σ-ο/ε- en θη-σ-ο-/ε-
 
 
de paradigmata λύσω, λύσομαι, λυθήσομαι
 
38.1.1
Het futurum op -σ-ο/ε-
067
38.1.2
Het futurum op θη-σ-ο-/ε-
069
38.2
Het futurum bij verbale stam op λ, μ, ν, ρ
069
 
het futurum op η-σ-ο/ε-
 
 
de paradigmata φανῶ, φανοῦμαι en φανήσομαι
 
38.2.1
Het futurum bij verbale stam op λ, μ, ν, ρ
071
38.2.2
Het futurum op η-σ-ο/ε-
072
39
De perfectumstam
072
39.1
Algemene paradigmata: λέλυκα en λέλυμαι
073
39.2
Stammen op λ- en ρ-: het paradigma ἤγγελκα
074
39.3
Verbale stam op δ-, τ- en θ-
075
39.4
Verbale stam op β-, π- en φ-
076
39.5
Verbale stam op γ-, κ- en χ-
077
39.6
Het stamperfectum: het paradigma πέφηνα
078
 
Het paradigma πέφασμαι
079
39.7
het paradigma ἔοικα
080
39.8
De gemengde perfecta τέθνηκα, ἕστηκα, δέδοικα
081
84
Het perfectum οἶδα
084