S
tamtijden
19 (1)
V
oorbeeld
λύω
ἔλυσα
losmaken
Z
elf doen
ἄγω
?
ἤγαγον
?
leiden, brengen
αἱρέω
?
εἷλον
?
innemen, gevangen nemen
ἀποθνῄσκω
?
ἀπέθανον
?
sterven, gedood worden
βαλλω
?
ἔβαλον
?
werpen, treffen
γελάω
?
ἐγέλασα
?
lachen
εἷμι (ἰέναι)
?
ἦλθον
?
(zullen) gaan, (zullen) komen
εὑρίσκω
?
ηὗρον
?
vinden, ontdekken, aantreffen
ἔχω
?
ἔσχον
?
hebben, houden
λαμβάνω
?
ἔλαβον
?
nemen, krijgen, aantreffen
λανθάνω
?
ἔλαθον
?
verborgen zijn voor ...