Woorden 16.3
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
1. begin; 2. heerschappij
ἀρχή, ἡ
één
εἷς/μία/ἕν, ἑνός
gemeenschappelijk (aan), openbaar
κοινός + gen.
sterkst, best
κράτιστος
1. deel; 2. beurt
μέρος, μέρους, τό
gezicht
πρόσωπον, τό
drie
τρεῖς M.F./τρία N., τριῶν
hand, arm
χείρ, χειρός, ἡ dat.plur. χερσί(ν)
aanvatten, ter hand nemen, proberen
ἐπιχειρέω + dat./inf.
helpen, een dienst bewijzen
ὠφελέω
tweemaal
δίς
zoals, als
ὡς in vergelijkingen
dat (eigenlijk hoe)
ὡς (als ὅτι)
omdat, in de veronderstelling dat (bij subjectieve reden)
ὡς + ptc.