Woorden 19.1

Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort.
Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.



  waarheid  
  ἀλήθεια, ἡ
  zwak, ziek  
  ἀσθενής, ἀσθενοῦς
  in staat  
  δυνατός
  het is hoogstwaarschijnlijk/evident
  εἰκός (ἐστιν)
  welgezind  
  εὐμενής, εὐμενοῧς
  gevaar, risico  
  κινδυνός, ὁ
  opstelling, slagorde, gelid  
  τάξις, τάξεως, ἡ
  geliefd, dierbaar  
  φίλος adi.; + dat.
  vriend  
  φίλος subst.
  nastreven  
  ζηλόω
  voeden, grootbrengen, onderhouden  
  τρέφω
  uit  
  ἐκ/ἐξ + gen.
  maar, echter  
  μέντοι