Woorden 30.2
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
zwaar
βαρύς, βαρέος
wit
λευκός
ieder die, al wie, al wat
ὅστις/ἥτις/ὅτι of ὅ τι rel. indef.
1. gebeurtenis; 2. tegenspoed, ongeluk
συμφορά, ἡ
moeilijk, lastig
χαλεπός
openen
ἀνοίγνυμι/ἀνοίγω
zitten
κάθημαι
zolang als
ἕως + coni. praes. + ἄν/imperf.
totdat
ἕως + coni. aoir. + ἄν/ind. aor.
vroeger, tevoren
πρίν adverbium
voordat
πρίν + inf./persoonsvorm
let wel
τοι
zeker niet
οὔ τοι, οὔτοι