Woorden 34.1
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
broer
ἀδελφός, ὁ
tempel, heiligdom
ἱερόν, τό
wie (N: wat) van beide(n)?
πότερος;
doen opstaan
ἀνίστημι
opstaan
ἀνίσταμαι
uit het veld geslagen worden
ἐκπλήττομαι (pass.)
versteld komen te staan, hevig schrikken
ἐκπλήττομαι (intr.)
uit het veld slaan, verbijsteren, laten schrikken
ἐκπλήττω
gelijken op
ἔοικα, perf. + dat.
het is duidelijk dat (ik), alles wijst erop dat (ik)
ἔοικα , perf. + inf.
in beroering brengen, onrustig maken
ταράττω
dichtbij
ἐγγύς adverbium
buiten, naar buiten
ἔξω adverbium